23 okt 2007

Nieuwsbrief no. 3 (oktober 2007)

Hallo allemaal,

Mijn derde nieuwsbrief heeft even op zich laten wachten, omdat ik een maandje in Nederland ben geweest. Deze keer schrijf ik over de indruk die mijn vakantie in eigen land heeft gemaakt, de stammencultuur die in Kenya bestaat en over hoe sociale voorzieningen hier werken. Tot slot natuurlijk weer wat nieuws over mijn werkzaamheden.

Veel leesplezier,

Zonnige groeten, Annelies


“Oost West Thuis Best”
In de maand september was ik even “thuis” in Nederland. Weer genieten van typisch Nederlandse dingen, zoals langs de Amsterdamse grachten fietsen op een fiets die al jaren geleden afgeschreven is; lunchen met verse donkerbruine boterhammen belegd met oude kaas; uitgebreid tafelen en nog uitgebreider natafelen met vrienden en familie; uitwaaien tijdens een strandwandeling met een flinke Noordzee-wind en op het terras een glas wit bier met een schijfje citroen drinken bij het doorbreken van enkele waterige zonnestralen.

Het was heerlijk weer even op Nederlandse bodem te staan. Vooral om familie en vrienden te zien en gezellige, nuchtere Hollandse gesprekken te voeren. Hoewel alles en iedereen meteen weer vertrouwd voelde, merkte ik wel dat ik Nederland, vooral de eerste dagen, door een “Kenyaanse bril” zag. Wat zijn de huizen mooi, groot, licht en vol. Wat zijn de straten en gebouwen sfeervol en historisch. Wat is het schoon. Wat is de mode hip. Wat is iedereen druk. En wat is alles goed georganiseerd, gepland en geregeld! Het grappige is dat ik heel snel weer meeging in deze voor mij zo vertrouwde Nederlandse cultuur. Binnen een paar uur had ik een Nederlandse mobiele telefoon om goed bereikbaar te zijn; binnen een dag had ik een A4-tje omgedoopt tot agenda om afspraken in te plannen; binnen een week fietste ik weer overal rond en binnen een maand had ik een koffer vol verzameld met twee keer zoveel kleren als waarmee ik gekomen was.

Nu sta ik sinds twee weken weer op de roodkleurige Kenyaanse grond. In tegenstelling tot een jaar geleden wist ik deze keer bij vertrek precies waar ik naar toeging, wie ik ging ontmoeten en wat me te wachten stond. Toch blijft afscheid nemen iedereen keer opnieuw weer lastig, vooral in de sfeer van het vliegveld. Gelukkig was het leuk iedereen weer te zien in Kenya en ik voelde me dan ook snel weer “thuis”. Toch bleek dat ik alles om me heen hier de eerste dagen juist weer door een “Nederlandse bril” bekeek. Wat is het verkeer chaotisch. Wat zijn de wegen slecht en wat zijn de auto’s oud. Wat zijn de huizen klein, donker en kitsch. Wat is het overal bezaaid met afval. Wat is de mode conservatief. Wat is iedereen vriendelijk, vrolijk en relaxed. Wat gaat alles hier toch traag. Ook aan al deze dingen ben ik weer gewend geraakt, al zal het laatste punt altijd wel lastig blijven voor een efficiënte Nederlander!

Stammenrijk
Kenya is een republiek die rijk is aan 42 verschillende stammen. Elke stam heeft haar eigen historie, tradities en gewoontes. ‘s Werelds bekendste stam is waarschijnlijk de Masai. Deze beroemdheid heeft vast niet alleen te maken met het boek “De Blanke Masai” en de ontbijtkoekreclame van Peijnenburg. Deze traditionele nomadenstam staat vooral bekend om de rode doeken waarin zij zich kleden en de accessoires van kleurrijke kraaltjes die zij dragen.

Zelf woon ik midden in het zogenaamde “Kikuyu-land”. Hoewel de Kikuyu-stam zeker niet de bekendste is, is dit wel de grootste stam binnen Kenya. Eén op de vijf Kenianen behoort tot deze bevolkingsgroep. De Kikuyu houden zich al eeuwenlang bezig met landbouw en wonen dan ook al van oudsher op een vaste plek. Traditioneel kleedden zij zich in kleding van wol en bananenbladeren. Raden van ouderen hadden de leiding en namen belangrijke beslissingen. Zoals voor alle stammen, waren voor de Kikuyu rituelen heel belangrijk, zoals de inwijding tot volwassenheid en de ceremonies rondom het huwelijk.

De Kikuyu kwamen eind 19e eeuw als eerste Kenyaanse stam in contact met de Britten die zich hier kwamen vestigen. Rond die tijd waren er ook al missionarissen actief in dit gebied. De Kikuyu bewoonden als boerenstam de meest vruchtbare grond die geconfisqueerd werd door de Britten. De Kikuyu werkten sindsdien vaak in dienst van de Britten en ook vochten zij aan hun zijde tijdens de wereldoorlogen. Zo kwamen de Kikuyu in aanraking met de moderne samenleving en bijbehorende zaken, zoals het christendom, geld, stenen huizen, moderne kleding en vuurwapens. Veel stammen die als nomaden rondtrokken door de savanne’s van Kenya hadden destijds nog nooit gehoord van deze Britse kolonialisten die zich binnen hun landgrenzen hadden gevestigd. Landgrenzen die overigens ook door de kolonialisten zijn bepaald en daardoor bepaalde stammen verdelen over verschillende landen.

Momenteel vormen de Kikuyu de hoogst opgeleide, modernste en invloedrijkste stam binnen Kenya. Ondanks de modernisering spelen tradities nog steeds een grote rol: ouderen hebben hoog aanzien, familiebanden zijn uitermate belangrijk (dit geldt zelfs voor aangetrouwde en verre familiebanden) en er wordt nog steeds een bruidsschat voor een vrouw betaald. Gelukkig zijn bepaalde vrouwonvriendelijke gebruiken, zoals vrouwenbesnijdenis en polygamie, vandaag de dag zeer ongebruikelijk onder de Kikuyu.

In 1963 werd Kenya onafhankelijk verklaard en een jaar later werd de Kenyaanse republiek gesticht. Sindsdien hebben de Kikuyu een grote rol binnen de politiek gespeeld. Ook op dit moment staat er een Kikuyu-president aan het hoofd van het land, Emilio Mwai Kibaki. Eind dit jaar zijn de verkiezingen, maar de verwachting om mij heen is dat dezelfde president weer herkozen wordt (al zijn de Kikuyu om mij heen wellicht enigszins bevooroordeeld in hun mening). Ook binnen het zakenleven doen de Kikuyu het goed. Iedere Kikuyu heeft ergens nog wel een “shamba” (akker), pand voor verhuur of winkeltje om bij te verdienen. Deze geboren ondernemers zijn overal te vinden waaar geld te verdienen valt. Zij wonen inmiddels dan ook verspreid over het hele land en veel van hen wonen in de hoofdstad Nairobi.

Op enkele uren reisafstand vind je hier nog veel traditionelere stammen, zoals de Pokot en de Samburu. Dit zijn beiden van oorsprong nomadenstammen die leven van hun vee en wonen op droog grondgebied. Al jarenlang heerst er een vete tussen deze stammen, die te maken heeft met het over en weer stelen van vee. Natuurlijk weet niemand meer wie hiermee ooit begonnen is. Helaas leidt dit nog te vaak tot gewelddadige wraakacties over en weer. Enkele maanden geleden heeft er weer een uitbarsting plaatsgevonden tussen deze stammen waarbij wel vijftig doden zijn gevallen. Vlak daarna bezocht ik dit gebied en hoorde ik over deze voor mij onvoorstelbare gebeurtenissen. Helaas zijn dit niet de enige stammen tussen wie dit soort onenigheid heerst.

Binnen het land zijn niet alleen grote verschillen tussen verschillende stammen, maar ook tussen stad en platteland. Iemand die in Nairobi geboren en getogen is, houdt er een heel andere levensstijl op na dan iemand op het platteland. Dit wil niet zeggen dat mensen in de stad het per definitie beter hebben. Wijken binnen Nairobi vormen ook werelden op zich en de kloof tussen rijk en arm is groot. De ruimte die Kenyanen op het platteland hebben is in de gemiddelde woonwijk van Nairobi vaak ver te zoeken. Waar men ook woont, de afkomst blijft voor mensen heel belangrijk. Eén van de eerste dingen die mensen willen weten is vaak tot welke stam iemand behoort. Alleen zo kan er een compleet beeld van iemand worden gevormd.

Sociale Zekerheid
Sociale zekerheid is een begrip waar je in Nederland op kan rekenen. Je staat er nooit helemaal alleen voor. Als je ziek wordt, ben je verzekerd tegen de grootste kostenposten. Als je arbeidsongeschikt raakt, heb je recht op een uitkering. Wanneer je te oud bent om te werken, krijg je iedere maand nog genoeg inkomen om van rond te komen.

In Kenya krijgt het begrip “sociale zekerheid” een heel andere betekenis. Er zijn weinig door de overheid geregelde voorzieningen die als vangnet functioneren. In veel gevallen ben je hier geheel afhankelijk van familie, vrienden en buren. Het is hier heel gebruikelijk om met de pet rond te gaan als je vader voor een operatie in het ziekenhuis ligt, als je de bruiloft moet financieren of als je het schoolgeld voor je kind moet betalen. In het begin voelde ik mij wel eens beledigd als mij om geld gevraagd werd. Iedereen kan toch wel voor zichzelf zorgen? Ik weet niet hoe de gemiddelde Nederlander zou reageren als de buurman met een dergelijk verzoek op de stoep stond. Ondertussen weet ik wel beter. Vaak gaat het verzoek om geld gepaard met een lijst waarop je je naam en het bedrag dat je wilt bijdragen kan invullen. Het is mooi om te zien dat hoe weinig mensen ook hebben, zij graag zoveel mogelijk bijdragen om elkaar te helpen. Als er een grote bijdrage nodig is, wordt er zelfs een “Harambee” (samenkomst) georganiseerd, waarbij zoveel mogelijk geld wordt ingezameld.

Met de slogan “Only through Community” borduurt St. Martin, de organisatie waarvoor ik werk, voort op deze gebruiken die fundamenteel aanwezig zijn binnen de Kenyaanse gemeenschappen. St. Martin probeert de mensen ervan te overtuigen dat men ook moet zorgen voor de mensen die het minder getroffen hebben, zoals gehandicapten, straatkinderen, mensen met HIV/AIDS en slachtoffers van geweld. Deze worden nog vaak als buitenstaanders gezien en worden soms zelfs verstoten van de buitenwereld. St. Martin creëert bewustzijn door campagnes te voeren en traint mensen in vaardigheden om met deze doelgroepen te werken. Op dit moment zijn er zo’n duizend vrijwilligers actief voor St. Martin die voor de kwetsbare mensen opkomen.

Momenteel is één van de werknemers van de leerwerkplaats ernstig ziek. Zij heeft HIV/AIDS en heeft de laatste maanden thuis of in het ziekenhuis op bed doorgebracht. Aangezien wij onze werknemers stukloon betalen voor wat zij produceren, heeft zij de afgelopen drie maanden geen cent verdiend. Wel moet zij zorgen voor zichzelf en haar twee kinderen van 8 en 11 jaar oud die bij haar in huis wonen. Gelukkig zijn de kinderen volwassen voor hun leeftijd en zijn de zorgrollen momenteel omgekeerd. Ook komen buren bij haar schoonmaken en koken. Vrienden brengen maïs, aardappelen en bonen langs. Familieleden vertrekken na een bezoek niet zonder een financiële bijdrage achter te laten. Tijdens mijn eerste ziekenbezoekje aan haar vroeg ik mij af of het raar zou zijn geld te geven. Ik heb ondertussen wel geleerd dat het tegenovergestelde eerder raar is. Deze bijdragen vormen de Kenyaanse sociale zekerheid en zijn vaak zelfs van levensbelang.

Gelukkig zijn er ontwikkelingen op het gebied van sociale zekerheid, zodat mensen niet alleen hoeven te vertrouwen op hun eigen financiële middelen en die van de mensen om hen heen. Mensen met een vaste baan bouwen tegenwoordig verplicht een pensioen op van hun salaris. Voor hen zijn kinderen niet langer hun enige oudedagvoorziening. Verder zijn werknemers met een vast contract sinds 2000 verplicht zich te laten verzekeren bij het National Health Insurance Fund (NHIF). Sinds kort is deze mogelijkheid voor iedereen beschikbaar, met of zonder baan. Het NHIF is een nationaal verzekeringsfonds waarbij je minimaal 2 euro per maand inlegt (afhankelijk van het salaris) in ruil voor een zorgverzekering voor jezelf of het hele gezin. Hierbij moet je niet denken aan een uitgebreide ziekenzorgverzekering zoals die in Nederland bestaat. De vergoeding bedraagt tussen de 3 en 17 euro per dag bij een opname in een door het fonds goedgekeurd ziekenhuis of kliniek (huisartsen zijn hier onbekend). De verzekering dekt dus geen ziekenkosten bij dagbehandelingen of medicijnen. St. Martin biedt wel een extra vergoeding aan van 65 euro om deze kosten voor haar werknemers te dekken. In ieder geval zijn de genoemde ontwikkelingen stappen in de goede richting van een centraal geregelde sociale zekerheid.

“Marleen Project”
In iedere nieuwsbrief geef ik een update van de ontwikkelingen binnen mijn werk. Niet eerder heb ik de naam genoemd van het project. De naam vraagt om uitleg en daarom een stukje geschiedenis van de werkplaatsen en de winkel.

Marleen Bannink was een jonge Nederlandse vrijwilligster die vijf jaar geleden bij het straatkinderenprogramma van St. Martin werkte. Zij was hier voor zes maanden in het kader van een uitzending van Jongeren & Missie. Op 28 mei 2002 verongelukte zij in het centrum van Nyahururu toen zij door een auto werd aangereden. In deze week zou juist de eerste groep leerlingen binnen de leerwerkplaats worden getraind. Om de naam van Marleen te eren werd dit project naar haar vernoemd, vandaar “Marleen Project”.

Binnen de leerwerkplaats zijn sindsdien circa 25 mensen getraind, allemaal afkomstig van de programma’s van St. Martin. De opleiding tot leerwerker duurt ongeveer een jaar. De zes meest getalenteerde en gemotiveerde mensen zijn nu werkzaam binnen de werkplaats en produceren artikelen voor de winkel. Enkele jaren geleden werd de houtwerkplaats opgezet. Hier leren jongens binnen 12 maanden de vaardigheden om houtsnijwerken te maken. In totaal zijn er drie jongens getraind die nu ook produceren voor de winkel van St. Martin.

Over de winkel heb ik inmiddels veel geschreven. Ik durf geen officiële openingsdatum meer te noemen, maar alles staat klaar om van start te gaan: de toonbank, de kasten, de verlichting. Ook de winkelmanager Mary heb ik getraind en zij ontvangt nu de bezoekers in onze winkel. Mijn perfectionistische gedachte “de winkel gaat pas open als alles geregeld is”, heb ik maar losgelaten. Hoe moeilijk dat ook is. Een opening waarbij alles tot in de puntjes geregeld is, is te hoog gegrepen binnen een cultuur waar zelf het laten maken van een kaartenrekje al meer dan drie maanden in beslag neemt. Laat staan hoe lang het duurt om een geautomatiseerd voorraadsysteem met bijbehorende kassa en geprinte kassabonnetjes op te zetten.

Het “Nyahururu Steakhouse” dat zich in hetzelfde pand bevindt, heeft haar deuren inmiddels geopend voor het publiek. We hopen dat dit restaurant/koffiehuis/internetcafé veel toeristen en welgestelde Kenyanen gaat aantrekken, die vervolgens ook onze klanten worden. Na twee weken zijn de reacties positief en zijn er gedurende de dag altijd enkele tafels bezet. Ook heeft de manager een cocktailbar geplaatst op de bovenverdieping, iets unieks binnen Nyahururu. Ik moet wel bekennen dat mijn eerste bestelling van mijn favoriete cocktail “Caipirinha” mij enigszins teleurstelde. Het duurde langer dan een half uur voordat deze geserveerd werd. Eerst moest iemand naar de markt om limoenen te zoeken die onvindbaar bleken en uiteindelijk vervangen zijn door citroenen. (Ik was al verbaasd dat de cocktail op de kaart stond, omdat ik eens de markt had uitgekamd op jacht naar limoen toen ik zelf het goede plan had opgevat een Caipirinha te maken. Ik ontdekte toen dat ze bij de plaatselijke supermarkt wel limoensiroop verkopen, die ook heel lekker smaakt gemixt met sterke drank.) Verder werd de Braziliaanse drank Cachaça die in de cocktail thuishoort op het menu vervangen door Kenyaanse rum, die weer werd vervangen door vodka omdat de rum op was. De blokjes ijs werden weggelaten, omdat er nog geen vriezer beschikbaar is. En de suiker waren ze er waarschijnlijk vergeten in te doen. Al met al bleef er van het originele recept weinig over, maar ach: al doende leert men!




Figuur: Kenya verdeeld naar etnische groepen. De grote stammen zijn aangegeven en het oorspronkelijke Kikuyu-gebied is omcirceld.

5 okt 2007

Nieuwsbrief no. 2 (juni 2007)

Hallo allemaal,

Er zijn bijna acht maanden verstreken en dus is het tijd voor nieuwsbrief nummer twee. Alles gaat nog steeds goed hier in Kenya, het land van de prachtige natuur, de Big Five, hartelijke mensen, maar helaas ook van armoede en soberheid. Deze keer een verslag van de dagelijkse bezigheden die hier opeens een stuk ingewikkelder lijken en een stukje over de handel in tweedehands kleding, aangevuld met de laatste ontwikkelingen op mijn werk.

Veel leesplezier!

Groeten uit Nyahururu, Annelies


Vanzelfsprekendheden

Het klinkt misschien als een cliché, maar sinds ik in Nyahururu woon, besef ik pas goed hoe dingen die in Nederland als heel normaal worden beschouwd, niet overal zo vanzelfsprekend zijn. Zelf heb ik eigenlijk niet eens te klagen, want ik verkeer in de positie dat ik hier een relatief luxe leven kan leiden. Ik woon in een ruim appartement met zittoilet, elektriciteit en zelfs een douche met een elektrische douchekop die het water verwarmt.

Niet iedereen in Kenya heeft elektriciteit. Voor degenen die hier wel over beschikken, is het goed erop berekend te zijn de dag door te komen zonder stroom. Regelmatig valt de elektriciteit aangekondigd of onverwacht uit. Een zogenaamde “black-out” kan in tijdsduur variëren van enkele minuten tot een hele dag. Dit betekent dat je altijd een zaklamp, olielampen of kaarsen in huis moet hebben om de donkere uren na zeven uur s’avonds door te komen. Daarnaast kun je beter niet al te afhankelijk zijn van elektrische apparaten, zoals tv, radio, computer en koelkast. Het is raar om te merken hoe vaak ik nog lichtknopjes indruk, terwijl er al uren geen stroom meer is. Ook sta ik soms op het punt te douchen (toch wel erg koud zonder warm water), mijn brood te roosteren of mijn e-mail te checken tijdens een stroomuitval. Waarschijnlijk krijg je een zesentwintigjarig automatisme er niet zomaar uit. Van veel elektrische apparaten die de gemiddelde Nederlander in zijn bezit heeft, zoals een stofzuiger of wasmachine, heeft hier sowieso niemand gehoord. Alles gebeurt met de hand. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik het voorrecht heb om Theresa in dienst te hebben, zij doet vijf ochtenden in de week al mijn huishoudelijke taken.


Een andere Nederlandse luxe is schoon drinkwater, dat vaak nog lekker smaakt ook. Of het leidingwater hier drinkbaar is, daarover lopen de meningen uiteen. Kenianen koken hun water meestal, ook omdat ze liever warm dan koud drinken. De meeste Europeanen doorlopen het gehele ritueel van koken, afkoelen en filteren voordat er een slok wordt genomen. Net als bij elektriciteit is de beschikking over leidingwater geen continue zekerheid. Het gebeurt regelmatig dat er een dag geen water is. En ga maar eens na hoeveel water je op een dag gebruikt voor drinken, douchen, kleren wassen, eten koken, afwassen en schoonmaken. Dan heb ik gelukkig nog een watertank op het dak, waar altijd een watervoorraad wordt opgeslagen. In geval van nood zou ik altijd nog flessen water in de winkel kunnen kopen. Veel Kenianen leggen echter dagelijks een tocht af om water te bemachtigen bij een centrale waterput of natuurlijke waterbron.

De meeste Kenianen op het platteland stoken hout om te koken. Helaas heeft dit geleid tot een plundering van de bomen in deze ooit zo bosrijke omgeving. Vooral in de afgelopen tien jaar zijn hele bossen weggevaagd. Een andere optie is om eten op gas te bereiden, wat gelukkig steeds populairder wordt. Ook ik gebruik een fornuis met gasflessen. Tijdens kampeervakanties heb ik vaak op een gaspitje gekookt, maar ik heb er nooit bij stil gestaan hoe het is om altijd met een gasfles te koken. Gas komt in Kenya nou eenmaal niet ieder huishouden binnen, zoals in Nederland het geval is. Eigenlijk zorgt dit alleen voor ongemak als de gasfles, natuurlijk altijd onverwacht, weer eens leeg blijkt te zijn. Vooral jammer als je op zondagochtend in je pyjama eieren staat te koken en thee wilt gaan zetten. Dan zit er niets anders op dan achterop de fietstaxi een gastank van veertien liter te verslepen en om te wisselen. Nu ben ik wel in het bezit van een extra gasfles, maar daar heb je alleen wat aan als je ervoor zorgt dat die gevuld is. En helaas wil ik deze onderneming nog wel eens uitstellen, waardoor ik dan uiteindelijk met twee lege gasflessen opgescheept zit.

Centrale verwarming is iets dat ik hier s’avonds regelmatig mis. De binnentemperatuur is hier sowieso altijd een paar graden lager dan de buitentemperatuur. Het lijkt alsof de muren alle warmte buiten houden. De grote temperatuurdaling s’ nachts, vanwege de 2300 meter hoogte waarop Nyahururu ligt, wordt overdag binnenshuis niet meer gecompenseerd. Wat de precieze reden ook mag zijn, ik voel hier eerder binnen dan buiten de behoefte om een jas aan te trekken. Gelukkig heb ik een open haard in mijn huis. Voor een groot vuur zitten werkt vaak het beste om mezelf warm te houden en natuurlijk geeft zo’n haardvuur ook meteen een gezellige sfeer aan de huiskamer. Toch voel ik me wel eens schuldig over het vast niet helemaal legaal verkregen hout dat een mannetje hier eens in de paar maanden op de fiets bij mij langsbrengt voor de prijs van twee euro. Een milieuvriendelijkere manier om mezelf warm te houden is dan ook om pantoffels aan te trekken en onder een fleecedeken te gaan zitten. In de slaapkamer is het s’nachts ook altijd koud. Toen ik hier net was, besloot ik onder één deken te slapen, want ik was tenslotte in Afrika. Al snel kwamen er twee extra dekens bij en sinds kort lig ik onder mijn vertrouwde dikke Nederlandse dekbed!

Veiligheid is een begrip waar je overal rekening mee houdt. In Amsterdam houd ik mijn portemonnee goed in de gaten als ik door een overvolle winkelstraat loop. Maar in diezelfde stad fiets ik wel s’avonds alleen naar huis. In Kenya krijgt het begrip veiligheid een geheel andere betekenis. Je moet hier altijd op je hoede zijn, vooral als “Muzungu” (blanke). Nu is Nyahururu nog een relatief rustig stadje waar ik me overdag prima op mijn gemak voel. Toch ga ik ook hier niet in mijn eentje in de bossen wandelen. En in het donker komt niemand meer zonder reden op straat. Het is raar om te merken hoe snel je kan omschakelen naar zo’n nieuwe situatie. Het is voor mij heel normaal geworden dat als ik s’avonds de deur uit ga, ik een taxi neem of met iemand meerijd.

Aan deze opsomming kan ik nog wel hele lijsten toevoegen van activiteiten die hier niet meer zo simpel lijken: de wegen die onverhard zijn of vol met gaten zitten; de internetverbinding die zo traag is dat ik het vaak al opgeef om mijn mails te beantwoorden en foto’s uploaden al helemaal geen beginnen aan is; het beperkte assortiment aan boodschappen in de lokale supermarkt; de toiletten die vaak niet meer zijn dan gaten in de grond die nooit schoongemaakt lijken te worden… Maar eigenlijk komt het allemaal op één ding neer: ik begin deze Nederlandse “vanzelfsprekendheden” steeds minder vanzelfsprekend te vinden.

Tweedehands kleding

In de laatste weken voordat ik naar Kenya vertrok, was het tijd voor een grote schoonmaak van mijn kledingkast. De kast puilde uit van kleren, die in theorie misschien nog wel eens van pas zouden komen, maar die ik in de praktijk al in geen jaren meer had gedragen. Ik ben nou eenmaal niet zo goed in afscheid nemen van mijn kleding. Ik probeerde de gouden regel van mijn moeder in mijn achterhoofd te houden: ”Wat je het afgelopen jaar niet hebt aangehad, doe je het komende jaar waarschijnlijk ook niet aan.” Na een rigoureuze sortering kon ik uiteindelijk met drie volle vuilniszakken naar de kledingcontainer op de hoek van de straat lopen. Een container voor het goede doel met daarop het logo van ‘Amnesty International’ en de mij niet veel zeggende naam van organisatie ‘KICI’. Het was mij niet helemaal duidelijk wat er met mijn afgedankte kleren gebeurde. De kleding werd waarschijnlijk weggegeven aan mensen in nood zonder kleren aan hun lijf.

In Kenya is in elk stadje wel een levendige markt waar in allerhande tweedehands spullen wordt gehandeld. Ook in Nyahururu vind je een scala aan marktkraampjes met een groot assortiment aan kleding en schoenen. Hier wordt “Europese kwaliteit” aangeboden tegen (naar Nederlandse maatstaven) bodemprijzen. Zo koop je hier een spijkerbroek voor 2 euro, bergschoenen voor 8 euro en T-shirts voor nog geen euro. Het komt dan ook regelmatig voor dat ik mensen zie rondlopen in een T-shirts met Nederlandse opdruk, zoals “de Zeven-Heuvelen-Loop 2003”. Zo verscheen ook Theresa, mijn hulp in de huishouding, een keer in een rokje dat ik zelf net voor mijn vertrek in de “zak van Max” had gestopt. Onze vormen komen niet helemaal overeen, dus het zal mijn eigen rokje wel niet geweest zijn, maar het was toch frappant!

Het is me duidelijk geworden dat er een bloeiende handel in zogenaamde “herdraagbare” kleding gaande is tussen Europa en Afrika. Via de website van KICI en een artikel dat ooit in het tijdschrift ‘IS’ heeft gestaan, ben ik erachter gekomen dat er heel wat schakels in de keten zitten voordat mijn rokje de weg van de container op de hoek van de straat naar de kledingkast van Theresa heeft afgelegd. KICI zamelt kleding in en verkoopt deze aan sorteerbedrijven. Vervolgens wordt de kleding getransporteerd naar Afrika en doorverkocht aan fijnsorteringsbedrijven. Hierna wordt de kleding via verschillende tussenhandelaren, die de koopwaar nog verder sorteren, aan de uiteindelijke marktkooplui verkocht. De opbrengst van de eerste partij ‘KICI’ gaat naar Amnesty International en diverse andere projecten in Nederland en buitenland. Maar natuurlijk verdienen ook alle andere schakels iets aan deze handel.

In eerste instantie was ik verbaasd over deze ontdekkingen en zelfs bijna teleurgesteld dat mijn weggegeven rokje niet direct naar een vrouw in een crisisgebied gaat. Als je er beter over nadenkt, biedt de verkoop van mijn rokje wel indirect steun aan Amnesty International en zorgt de handel voor de inkomens van veel Afrikaanse ondernemers. Over de gevolgen voor de lokale werkgelegenheid van de export van tweedehands kleding lopen de meningen uiteen. Vernietigt deze handel de lokale textielindustrie en de bijbehorende banen vanwege onmogelijke concurrentie? Of creëert de nieuwe handel juist meer banen in de gehele keten? Ik ben geneigd het me de laatste stelling eens te zijn, als ik zie hoeveel mensen er wel niet op de markt staan met hun koopwaar. Ook de consument lijkt er in ieder geval niet slechter van te worden. Als je bedenkt dat het maandsalaris voor veel mensen hier niet meer dan 50 euro per maand bedraagt, waarom zou je dan minimaal 20 euro voor een nieuwe spijkerbroek neerleggen als je voor een tiende van dit bedrag een mooie tweedehands spijkerbroek op de markt kunt uitkiezen?

Nieuwtjes van de werkplaatsen
Op de werkplaatsen gaat het goed met de productie. Vooral de bestellingen voor de tassen lopen binnen. Iedereen heeft genoeg werk om aan het eind van de maand een redelijk salaris in ontvangst te mogen nemen. We proberen het assortiment up-to-date te houden door kleine variaties in de ontwerpen aan te brengen en te luisteren naar de mening van de klant.

In januari en februari waren er veel Italiaanse groepen op bezoek om te zien hoe St. Martin te werk gaat om de kwetsbare groepen binnen de gemeenschap te helpen. Dit zorgde voor grote bezoekersaantallen in de winkel. Momenteel zijn er rustigere periodes aangebroken qua buitenlands bezoek. Gelukkig ontvangen we nog wel veel bestellingen uit Italië via onze Italiaanse supportgroep Atantemani. Het houtsnijwerk blijkt een geliefd cadeau te zijn om tijdens Italiaanse bruiloften aan gasten uit te delen. De export van de producten verloopt nu nog niet officieel, wat betekent dat we bezoekers van St. Martin verzoeken om tassen vol met bestellingen voor Italië mee naar huis te nemen in het vliegtuig om hoge verzendkosten te voorkomen. Het zou natuurlijk beter zijn om in de toekomst met professionele organisaties samen te werken, zodat we zelf geen gedoe hebben met transportkosten, invoerheffingen en andere reglementen. De nationale markt is in ieder geval een stuk makkelijker. De laatste tijd zijn er veel bezoekers uit Nairobi langs geweest die aangeven dat er een grote markt is voor onze spullen, zeker onder de expats. Binnenkort gaan we daarom de mogelijkheden in Nairobi verkennen. In ieder geval hebben we al één Fair-Trade winkel die onze producten in hun winkelassortiment wil opnemen en een enthousiaste Nederlandse dame die een soort van “Tupperware-parties” voor onze producten wil organiseren. Maar allereerst richten we onze aandacht nu volledig op de lokale markt in Nyahururu! Er zijn de laatste tijd veel veranderingen gaande binnen het project. Zeer binnenkort gaat de Curishop eindelijk open voor het algemene publiek, terwijl dat tot nu toe alleen voor bezoekers en staf het geval was.

De renovatie van het Bostonhouse is eindelijk afgerond. De ene helft van het pand is bestemd voor de vernieuwde Curioshop. De andere helft van dit moderne pand is sinds 1 juni verhuurd aan een zakenman met jarenlange ervaring in de toerisme, die hier een steakhouse, coffeeshop en wellicht zelfs een Cybercafé gaat openen. Deze man ziet grote kansen in het pand, omdat er nog helemaal niets is voor de zogenaamde upper-market in Nyahururu. De winkel en het restaurant in het Bostonhouse moeten elkaar gaan versterken. Het restaurant zal hopelijk dienen als trekpleister voor toeristen en zal dus de verkoop van onze spullen een boost geven.

De officiële planning is om de winkel op 22 juni te openen. Mijn verwachting is meestal iets pessimistischer (of realistischer?), omdat er nog veel moet gebeuren: de displays voor de winkel afmaken; een kassasysteem aanschaffen en de winkelmanager opleiden. Ik ben heel benieuwd wat voor een vaart alle nieuwe ontwikkelingen gaan nemen en richt me zelf op half juli. Ik hoop in ieder geval dat alles gaat leiden tot een mooie winst voor het project en dus voor de mensen en voor St. Martin, want daar draait het uiteindelijk allemaal om!

Wanneer je spullen van onze winkel koopt, sponsor je niet alleen de mensen van de werkplaatsen, maar ook de programma’s van St. Martin voor mensen met HIV/AIDS, straatkinderen, gehandicapten en slachtoffers van geweld. Mocht je interesse hebben in een alternatief kerstcadeau voor je organisatie of heb je een gadget nodig om tijdens een jubileum uit te delen, neem contact met mij op! Om een idee te krijgen van ons assortiment, kun je de catalogus bekijken. Een exemplaar ligt momenteel op “de Admiraal” bij Karlijn en Marleen, maar wanneer ik in augustus voor vakantie naar Nederland kom, zal ik meer exemplaren verspreiden. Ook verschijnt de catalogus binnenkort online op de website van St. Martin. Ik houd jullie op de hoogte!

1 okt 2007

CMC Nieuwsbrief no. 1 (februari 2007)

Hallo allemaal,

Inmiddels zijn de eerste drie maanden in Kenya voorbij en dat betekent dat het tijd is voor de eerste nieuwsbrief! Ik zal elke drie maanden een nieuwsbrief versturen om te vertellen over de ontwikkelingen op het werk en over mijn persoonlijke ervaringen in Kenya. Deze eerste nieuwsbrief zal ik wat uitgebreider ingaan op mijn werk, zodat jullie een goed beeld hebben van wat St. Martin doet en vooral van wat ik hier nu eigenlijk doe!

Veel leesplezier,

Groeten uit Nyahururu, Annnelies


Karibu Kenya! Welkom in Kenya!

En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3…
De eerste week in Kenya had ik stiekem toch wel last van een flinke cultuurschok. Ondanks dat ik eerder in Afrika, en vorig jaar zelfs al in Kenya, was geweest, moest ik erg omschakelen. Al die indrukken: het straatbeeld, de mensen, de geluiden. Alles is zo anders. En ook de armoede viel me dit keer erg op en viel me zwaarder dan verwacht. Misschien dat alles extra veel indruk maakte, omdat ik goed besefte dat deze nieuwe plek voor de komende twee jaren mijn “thuis” is.

Door de vriendelijkheid van de mensen hier, ben ik de eerste schok gelukkig snel te boven gekomen. Iedereen gaf me een heel welkom gevoel, waardoor ik eigenlijk geen kans heb gekregen me eenzaam te voelen. Inmiddels ben ik veel dingen, waarvan ik in het begin erg opkeek, heel normaal gaan vinden: dagelijks chai (thee met melk en suiker) drinken; constant vieze kleren hebben (tijdens de hevige regenval de afgelopen maanden waren de straten één grote modderpoel); achterop de fietstaxi zitten; kinderen die je nastaren, naroepen of juist gaan huilen; grote gaten in de weg en allerlei beesten (koeien, geiten, ezels) op straat.

In deze eerste drie maanden ben ik aardig gewend geraakt aan het rustige plattelandsleventje en ben ik mij thuis gaan voelen in het kleine stadje Nyahururu. Het is zeker een compleet ander leven dan het snelle, hippe wereldje in Amsterdam, waarin ik me de laatste twee jaar bevond! Ik vermaak me nu bijvoorbeeld met mijn hondjes, die bedoeld zijn als waakhonden, maar zeker ook leuke wandelmaatjes zijn en zorgen voor een hoop levendigheid. Een hond wilde ik in Nederland altijd al graag hebben, maar daar had ik nooit tijd of ruimte voor. De sociale gelegenheden bestaan vooral uit etentjes met de kleine blanke gemeenschap en af en toe ergens wat drinken. Er zijn hier veel Italianen, omdat de Italiaanse father Gabriele directeur is van de organisatie St. Martin en hij veel contacten onderhoudt met zijn thuisbasis. Verder zijn er ook regelmatig Nederlanders jongeren die hier voor kortere of langere tijd komen werken. Gelukkig staan de Kenianen ook open voor contact. Zo ga ik regelmatig met collega’s lunchen bij één van de vele hotels (kleine eettentjes) in de stad, waar je voor minder dan een euro een maaltijd geserveerd krijgt. Ook word ik wel eens uitgenodigd bij mensen thuis. Het is hier gebruikelijk om gasten altijd iets te eten aan te bieden. Hoe weinig mensen ook hebben, er wordt op z’n minst een kop chai voor je klaargemaakt. Ook kun je nooit ongelegen bij iemand langskomen: ieder bezoek is een geschenk, zelfs als je onaangekondigd extra gasten meeneemt. Het is bijzonder om te zien hoe gastvrij mensen zijn die vaak zelf zo weinig hebben.

In de afgelopen periode heb ik geprobeerd het Kiswahili onder de knie te krijgen. Naast de tientallen stamtalen die Kenya rijk is, is dit namelijk de tweede officiële taal van het land, naast het Engels. En dit is veel meer dan het Engels de taal van de mensen zelf. Helaas is mijn Kiswahili nog verre van vloeiend te noemen. Hierbij speelt ook een rol dat vrijwel iedereen hier in het dagelijks leven Kikuyu spreekt. Nyahururu ligt namelijk in het centrum van het gebied van de Kikuyu, de grootste en ook invloedrijkste stam binnen Kenya. Mijn doel is wel om binnenkort in ieder geval een langer gesprek te voeren in het Kiswahili dan alleen de noodzakelijke begroetingen. Al houden begroetingen hier overigens meer in dan alleen even ‘hallo’ zeggen en doorlopen. Je wordt ten minste verwacht de hand te schudden en te vragen hoe het met de persoon in kwestie gaat, met het werk en zijn familie.

Op weg naar Nyahururu
Nyahururu ligt op bijna drie uur rijden van de drukke stad Nairobi. De verharde weg, vol gaten en chaotisch verkeer, kronkelt langs vele kleine stadjes en dorpjes. Overal mensen en bedrijvigheid langs de weg. Het ene moment zie je vrouwen met groentenkraampjes langs de weg, dan weer ontmoet je groepen jongens die yoghurtjes proberen te slijten aan passerende automobilisten. En waar je ook komt, er zijn altijd mensen die bananen verkopen in de buurt.

Tijdens deze rit moet je niet alleen uitkijken voor personenauto’s, vrachtwagens en Matatu’s (openbare minibusjes), maar ook voor groepjes kinderen in schooluniform, fietsers met hun bagagedrager volgeladen met hout, meubels of zakken meel en natuurlijk voor overstekende koeien, honden of geiten… Wilde dieren, zoals zebra’s en herten, blijven meestal aan de kant van deze weg. Op andere routes heb ik al wel ervaren hoe het is te stoppen voor een overstekende giraffe. Toeteren om mensen of dieren te waarschuwen dat de auto eraan komt, is in Kenya dan ook zeker niet vreemd.

De weg kronkelt langs de Great Rift Valley, de uitgestrekte vallei die Afrika doorkruist. Ook is er fantastisch uitzicht op de Aberdare Mountains. En het is overal zo groen langs de weg, vooral na drie volle maanden van regen. De plekken met het mooiste uitzicht zijn niet te missen, vanwege de vele aanwijsborden en kleine toeristenwinkeltjes. Zo wordt ook de evenaar goed aangegeven. Al blijft het merkwaardig dat deze zich op meerdere plekken, die niet op een lijn lijken te liggen, bevindt. De “water-weglooptest” levert het ultieme bewijs dat men echt op de evenaar staat: precies op de evenaar draait water dat naar beneden wegloopt niet rechtsom of linksom, maar valt recht naar beneden. Er zijn in ieder geval meer dan genoeg plekken om deze test uit te laten voeren. Toeristen zorgen nu eenmaal voor een bron van inkomsten voor veel Kenianen.

De meeste plaatsjes die je onderweg tegenkomt bestaan uit enkele straatjes, een aantal kerken, wat winkels die veel van hetzelfde lijken te verkopen, voldoende barretjes en een marktplaats. Zo ook Nyahururu. Het centrum van dit stadje bestaat uit enkele hoofdstraten waar veel leven en drukte is. De drie supermarkten en verschillende internetcafés laten zien dat Nyahururu groter is dan een gemiddeld dorp uit de omgeving. De “Thomson Falls” is de toeristische trekpleister van de stad. Bussen buitenlandse toeristen, maar ook Kenianen komen regelmatig een bezoekje brengen om deze waterval te bewonderen. Zelf woon ik in een rustige wijk vlakbij deze waterval, zo’n 10 minuten lopen van mijn werkplek St. Martin.

Habari ya kazi? Hoe gaat het met het werk?

St. Martin CSA
Ik ben in oktober 2006 naar Kenya gevlogen om aan de slag te gaan bij “Saint Martin Catholic Social Apostolate”, ofwel St. Martin CSA. Deze katholieke non-profit organisatie is actief in Nyahururu en de gemeenschappen eromheen. St. Martin zet zich in voor de meest kwetsbare groepen in de maatschappij door met de gemeenschap te werken. St. Martin heeft een faciliterende rol en helpt de gemeenschap om zoveel mogelijk samen de problemen op te lossen. Het motto is dan ook: “Only through Community”. Er zijn ongeveer 80 werknemers in dienst en er zijn zelfs meer dan 1000 vrijwilligers actief. Vooral dit laatste is een bijzonder groot aantal, zeker binnen een Afrikaanse organisatie.

Er zijn vijf verschillende centrale programma’s, gericht op:
- Gehandicapten
- Staatkinderen en hulpbehoevende kinderen
- Mensenrechten en actieve geweldloosheid
- HIV/AIDS, alcohol- en drugsmisbruik
- Microkrediet en sparen

Om deze programma’s te ondersteunen, heeft St. Martin een aantal “inkomensgenererende activiteiten” opgezet: de leerwerkplaats, de houtsnijwerkplaats en de souvenirwinkel. Dit is mijn werkveld: ik coördineer de activiteiten van de twee werkplaatsen en de winkel.


De werknemers in de werkplaatsen zijn geselecteerd uit de eerder genoemde programma’s van St. Martin. Zij hebben een opleiding gekregen van professionele leraren en inmiddels produceren zij leren en houten producten van hoge kwaliteit. Door dit werk krijgen zij de kans om een inkomen te verdienen en te werken aan een betere toekomst voor zichzelf en hun familie.

De leerwerkplaats
Binnen de leerwerkplaats werken nu zes mensen full-time: Nancy, Mercy, Elizabeth, Hannah, Stephen en Isaac. Zij worden dagelijks begeleid door hun mwalimu (leraar) Anthony Kivuva. Twee van de leerwerkers zijn HIV-positief, een aantal hebben een lichamelijke handicap en weer anderen zijn hier terecht gekomen vanwege huiselijk geweld. Het mooie is dat als ik met deze mensen werk, ik helemaal niet stil staat bij deze achtergronden. Het zijn stuk voor stuk enthousiaste, gemotiveerde mensen die blij zijn met de kans die St. Martin hen gegeven heeft.

De meeste items die door de leerwerkers gemaakt worden, zijn gemaakt van kleurrijk suède. Het assortiment loopt uiteen van tassen voor volwassenen en kinderen tot boekomslagen, pennenetuis en make-uptasjes.

De houtsnijwerkplaats
Binnen de houtsnijwerkplaats zijn drie jongens werkzaam: Stephen, Simon en Lazarus. Alledrie zijn zij afkomstig uit het programma voor gehandicapten. Ook zit er sinds kort regelmatig een jongen van het straatkinderenprogramma, Ekei, op de werkplaats. Hij wil de techniek heel graag van de andere jongens leren.

De jongens maken moderne afbeeldingen van mensen uit lichtgekleurd zogenaamd olijfhout. Vooral de verschillende portretten van families en de afbeelding van drie poppetjes die de wereld dragen (symbool voor een gemeenschap) zijn erg populair.

De souvenirwinkel
De producten van de werkplaatsen worden verkocht in de winkel van St. Martin. Daarnaast zijn hier ook allerlei andere souvenirs te koop, variërend van kaarten en batiks tot sieraden en manden. Sommige producten zijn door lokale artiesten gemaakt, andere dingen kopen we in op de drukbezochte toeristenmarkten in Nairobi.

De werkplaatsen en winkel worden binnenkort gehuisd op één locatie. Dit maakt het mogelijk voor bezoekers om ook de makers van de producten te ontmoeten. Wellicht komt er in de toekomst ook nog een cafetaria in hetzelfde pand, zodat mensen tijdens hun bezoek kunnen genieten van een echte kop koffie. Dit zou helemaal een ideale combinatie zijn!

De winst van de winkel wordt gebruikt om de programma’s van St. Martin te ondersteunen. Als je iets koopt, ondersteun je St. Martin dus om de gemeenschap te mobiliseren voor mensen met een handicap, straatkinderen, slachtoffers van geweld of mensen met HIV/AIDS. Maakt dat een suède tas of houten beeldje niet extra mooi?

Mijn taak
De komende twee jaar is het mijn taak de activiteiten van het project te continueren en het management ervan te verbeteren. In deze functie volg ik mijn voorganger Job, ook Nederlander, op. Het is de bedoeling dat na afloop van mijn contract iemand van binnen St. Martin het werk overneemt. Kennisoverdracht en samenwerken is dus belangrijk.

In mijn dagelijkse werkzaamheden houd ik mij bezig met een breed takenpakket: financiën (kas bijhouden); voorraadbeheer (winkelassortiment bijhouden en producten bij de werkplaatsen bestellen); inkoop (producten voor de winkel en materialen voor de werkplaatsen inkopen); winkel openen voor bezoekers; marketing van de producten (catalogus, brochures en website ontwikkelen); nationale en internationale contacten (Italië en Nederland) onderhouden en verder uitbreiden en de inrichting van het nieuwe pand. Het is dus een baan waar veel bij komt kijken en waarbij ik soms moet uitkijken dat ik niet teveel bezig ben met de dagelijkse dingen, zodat ik het overzicht verlies. Gelukkig kan ik enkele taken met collega’s binnen St. Martin delen en kan ik belangrijke beslissingen overleggen. En één van de leukste dingen van het werk blijft ook het contact met de werknemers van de werkplaatsen. Dan weet je ook weer voor wie je het eigenlijk doet!

CMC "Mensen met een missie"
Ik word uitgezonden via de Nederlandse organisatie CMC. Dit is de katholieke missionaire organisatie. CMC ondersteunt projecten in ontwikkelingslanden, zowel op financieel gebied als door mensen uit te zenden. De projecten zijn gericht op de armsten binnen de samenleving. Armoedebestrijding door met de lokale mensen samen te werken. Uit de leus "Mensen met een missie" blijkt het inmiddels bredere karakter van CMC. Niet alleen worden de traditionele katholieke missionarissen ondersteund, tegenwoordig worden ook (junior) ontwikkelingswerkers, zoals ik, uitgezonden. Mijn uitzending wordt gefinancierd door de organisatie PSO “personal services overseas”.