5 okt 2007

Nieuwsbrief no. 2 (juni 2007)

Hallo allemaal,

Er zijn bijna acht maanden verstreken en dus is het tijd voor nieuwsbrief nummer twee. Alles gaat nog steeds goed hier in Kenya, het land van de prachtige natuur, de Big Five, hartelijke mensen, maar helaas ook van armoede en soberheid. Deze keer een verslag van de dagelijkse bezigheden die hier opeens een stuk ingewikkelder lijken en een stukje over de handel in tweedehands kleding, aangevuld met de laatste ontwikkelingen op mijn werk.

Veel leesplezier!

Groeten uit Nyahururu, Annelies


Vanzelfsprekendheden

Het klinkt misschien als een cliché, maar sinds ik in Nyahururu woon, besef ik pas goed hoe dingen die in Nederland als heel normaal worden beschouwd, niet overal zo vanzelfsprekend zijn. Zelf heb ik eigenlijk niet eens te klagen, want ik verkeer in de positie dat ik hier een relatief luxe leven kan leiden. Ik woon in een ruim appartement met zittoilet, elektriciteit en zelfs een douche met een elektrische douchekop die het water verwarmt.

Niet iedereen in Kenya heeft elektriciteit. Voor degenen die hier wel over beschikken, is het goed erop berekend te zijn de dag door te komen zonder stroom. Regelmatig valt de elektriciteit aangekondigd of onverwacht uit. Een zogenaamde “black-out” kan in tijdsduur variëren van enkele minuten tot een hele dag. Dit betekent dat je altijd een zaklamp, olielampen of kaarsen in huis moet hebben om de donkere uren na zeven uur s’avonds door te komen. Daarnaast kun je beter niet al te afhankelijk zijn van elektrische apparaten, zoals tv, radio, computer en koelkast. Het is raar om te merken hoe vaak ik nog lichtknopjes indruk, terwijl er al uren geen stroom meer is. Ook sta ik soms op het punt te douchen (toch wel erg koud zonder warm water), mijn brood te roosteren of mijn e-mail te checken tijdens een stroomuitval. Waarschijnlijk krijg je een zesentwintigjarig automatisme er niet zomaar uit. Van veel elektrische apparaten die de gemiddelde Nederlander in zijn bezit heeft, zoals een stofzuiger of wasmachine, heeft hier sowieso niemand gehoord. Alles gebeurt met de hand. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik het voorrecht heb om Theresa in dienst te hebben, zij doet vijf ochtenden in de week al mijn huishoudelijke taken.


Een andere Nederlandse luxe is schoon drinkwater, dat vaak nog lekker smaakt ook. Of het leidingwater hier drinkbaar is, daarover lopen de meningen uiteen. Kenianen koken hun water meestal, ook omdat ze liever warm dan koud drinken. De meeste Europeanen doorlopen het gehele ritueel van koken, afkoelen en filteren voordat er een slok wordt genomen. Net als bij elektriciteit is de beschikking over leidingwater geen continue zekerheid. Het gebeurt regelmatig dat er een dag geen water is. En ga maar eens na hoeveel water je op een dag gebruikt voor drinken, douchen, kleren wassen, eten koken, afwassen en schoonmaken. Dan heb ik gelukkig nog een watertank op het dak, waar altijd een watervoorraad wordt opgeslagen. In geval van nood zou ik altijd nog flessen water in de winkel kunnen kopen. Veel Kenianen leggen echter dagelijks een tocht af om water te bemachtigen bij een centrale waterput of natuurlijke waterbron.

De meeste Kenianen op het platteland stoken hout om te koken. Helaas heeft dit geleid tot een plundering van de bomen in deze ooit zo bosrijke omgeving. Vooral in de afgelopen tien jaar zijn hele bossen weggevaagd. Een andere optie is om eten op gas te bereiden, wat gelukkig steeds populairder wordt. Ook ik gebruik een fornuis met gasflessen. Tijdens kampeervakanties heb ik vaak op een gaspitje gekookt, maar ik heb er nooit bij stil gestaan hoe het is om altijd met een gasfles te koken. Gas komt in Kenya nou eenmaal niet ieder huishouden binnen, zoals in Nederland het geval is. Eigenlijk zorgt dit alleen voor ongemak als de gasfles, natuurlijk altijd onverwacht, weer eens leeg blijkt te zijn. Vooral jammer als je op zondagochtend in je pyjama eieren staat te koken en thee wilt gaan zetten. Dan zit er niets anders op dan achterop de fietstaxi een gastank van veertien liter te verslepen en om te wisselen. Nu ben ik wel in het bezit van een extra gasfles, maar daar heb je alleen wat aan als je ervoor zorgt dat die gevuld is. En helaas wil ik deze onderneming nog wel eens uitstellen, waardoor ik dan uiteindelijk met twee lege gasflessen opgescheept zit.

Centrale verwarming is iets dat ik hier s’avonds regelmatig mis. De binnentemperatuur is hier sowieso altijd een paar graden lager dan de buitentemperatuur. Het lijkt alsof de muren alle warmte buiten houden. De grote temperatuurdaling s’ nachts, vanwege de 2300 meter hoogte waarop Nyahururu ligt, wordt overdag binnenshuis niet meer gecompenseerd. Wat de precieze reden ook mag zijn, ik voel hier eerder binnen dan buiten de behoefte om een jas aan te trekken. Gelukkig heb ik een open haard in mijn huis. Voor een groot vuur zitten werkt vaak het beste om mezelf warm te houden en natuurlijk geeft zo’n haardvuur ook meteen een gezellige sfeer aan de huiskamer. Toch voel ik me wel eens schuldig over het vast niet helemaal legaal verkregen hout dat een mannetje hier eens in de paar maanden op de fiets bij mij langsbrengt voor de prijs van twee euro. Een milieuvriendelijkere manier om mezelf warm te houden is dan ook om pantoffels aan te trekken en onder een fleecedeken te gaan zitten. In de slaapkamer is het s’nachts ook altijd koud. Toen ik hier net was, besloot ik onder één deken te slapen, want ik was tenslotte in Afrika. Al snel kwamen er twee extra dekens bij en sinds kort lig ik onder mijn vertrouwde dikke Nederlandse dekbed!

Veiligheid is een begrip waar je overal rekening mee houdt. In Amsterdam houd ik mijn portemonnee goed in de gaten als ik door een overvolle winkelstraat loop. Maar in diezelfde stad fiets ik wel s’avonds alleen naar huis. In Kenya krijgt het begrip veiligheid een geheel andere betekenis. Je moet hier altijd op je hoede zijn, vooral als “Muzungu” (blanke). Nu is Nyahururu nog een relatief rustig stadje waar ik me overdag prima op mijn gemak voel. Toch ga ik ook hier niet in mijn eentje in de bossen wandelen. En in het donker komt niemand meer zonder reden op straat. Het is raar om te merken hoe snel je kan omschakelen naar zo’n nieuwe situatie. Het is voor mij heel normaal geworden dat als ik s’avonds de deur uit ga, ik een taxi neem of met iemand meerijd.

Aan deze opsomming kan ik nog wel hele lijsten toevoegen van activiteiten die hier niet meer zo simpel lijken: de wegen die onverhard zijn of vol met gaten zitten; de internetverbinding die zo traag is dat ik het vaak al opgeef om mijn mails te beantwoorden en foto’s uploaden al helemaal geen beginnen aan is; het beperkte assortiment aan boodschappen in de lokale supermarkt; de toiletten die vaak niet meer zijn dan gaten in de grond die nooit schoongemaakt lijken te worden… Maar eigenlijk komt het allemaal op één ding neer: ik begin deze Nederlandse “vanzelfsprekendheden” steeds minder vanzelfsprekend te vinden.

Tweedehands kleding

In de laatste weken voordat ik naar Kenya vertrok, was het tijd voor een grote schoonmaak van mijn kledingkast. De kast puilde uit van kleren, die in theorie misschien nog wel eens van pas zouden komen, maar die ik in de praktijk al in geen jaren meer had gedragen. Ik ben nou eenmaal niet zo goed in afscheid nemen van mijn kleding. Ik probeerde de gouden regel van mijn moeder in mijn achterhoofd te houden: ”Wat je het afgelopen jaar niet hebt aangehad, doe je het komende jaar waarschijnlijk ook niet aan.” Na een rigoureuze sortering kon ik uiteindelijk met drie volle vuilniszakken naar de kledingcontainer op de hoek van de straat lopen. Een container voor het goede doel met daarop het logo van ‘Amnesty International’ en de mij niet veel zeggende naam van organisatie ‘KICI’. Het was mij niet helemaal duidelijk wat er met mijn afgedankte kleren gebeurde. De kleding werd waarschijnlijk weggegeven aan mensen in nood zonder kleren aan hun lijf.

In Kenya is in elk stadje wel een levendige markt waar in allerhande tweedehands spullen wordt gehandeld. Ook in Nyahururu vind je een scala aan marktkraampjes met een groot assortiment aan kleding en schoenen. Hier wordt “Europese kwaliteit” aangeboden tegen (naar Nederlandse maatstaven) bodemprijzen. Zo koop je hier een spijkerbroek voor 2 euro, bergschoenen voor 8 euro en T-shirts voor nog geen euro. Het komt dan ook regelmatig voor dat ik mensen zie rondlopen in een T-shirts met Nederlandse opdruk, zoals “de Zeven-Heuvelen-Loop 2003”. Zo verscheen ook Theresa, mijn hulp in de huishouding, een keer in een rokje dat ik zelf net voor mijn vertrek in de “zak van Max” had gestopt. Onze vormen komen niet helemaal overeen, dus het zal mijn eigen rokje wel niet geweest zijn, maar het was toch frappant!

Het is me duidelijk geworden dat er een bloeiende handel in zogenaamde “herdraagbare” kleding gaande is tussen Europa en Afrika. Via de website van KICI en een artikel dat ooit in het tijdschrift ‘IS’ heeft gestaan, ben ik erachter gekomen dat er heel wat schakels in de keten zitten voordat mijn rokje de weg van de container op de hoek van de straat naar de kledingkast van Theresa heeft afgelegd. KICI zamelt kleding in en verkoopt deze aan sorteerbedrijven. Vervolgens wordt de kleding getransporteerd naar Afrika en doorverkocht aan fijnsorteringsbedrijven. Hierna wordt de kleding via verschillende tussenhandelaren, die de koopwaar nog verder sorteren, aan de uiteindelijke marktkooplui verkocht. De opbrengst van de eerste partij ‘KICI’ gaat naar Amnesty International en diverse andere projecten in Nederland en buitenland. Maar natuurlijk verdienen ook alle andere schakels iets aan deze handel.

In eerste instantie was ik verbaasd over deze ontdekkingen en zelfs bijna teleurgesteld dat mijn weggegeven rokje niet direct naar een vrouw in een crisisgebied gaat. Als je er beter over nadenkt, biedt de verkoop van mijn rokje wel indirect steun aan Amnesty International en zorgt de handel voor de inkomens van veel Afrikaanse ondernemers. Over de gevolgen voor de lokale werkgelegenheid van de export van tweedehands kleding lopen de meningen uiteen. Vernietigt deze handel de lokale textielindustrie en de bijbehorende banen vanwege onmogelijke concurrentie? Of creëert de nieuwe handel juist meer banen in de gehele keten? Ik ben geneigd het me de laatste stelling eens te zijn, als ik zie hoeveel mensen er wel niet op de markt staan met hun koopwaar. Ook de consument lijkt er in ieder geval niet slechter van te worden. Als je bedenkt dat het maandsalaris voor veel mensen hier niet meer dan 50 euro per maand bedraagt, waarom zou je dan minimaal 20 euro voor een nieuwe spijkerbroek neerleggen als je voor een tiende van dit bedrag een mooie tweedehands spijkerbroek op de markt kunt uitkiezen?

Nieuwtjes van de werkplaatsen
Op de werkplaatsen gaat het goed met de productie. Vooral de bestellingen voor de tassen lopen binnen. Iedereen heeft genoeg werk om aan het eind van de maand een redelijk salaris in ontvangst te mogen nemen. We proberen het assortiment up-to-date te houden door kleine variaties in de ontwerpen aan te brengen en te luisteren naar de mening van de klant.

In januari en februari waren er veel Italiaanse groepen op bezoek om te zien hoe St. Martin te werk gaat om de kwetsbare groepen binnen de gemeenschap te helpen. Dit zorgde voor grote bezoekersaantallen in de winkel. Momenteel zijn er rustigere periodes aangebroken qua buitenlands bezoek. Gelukkig ontvangen we nog wel veel bestellingen uit Italië via onze Italiaanse supportgroep Atantemani. Het houtsnijwerk blijkt een geliefd cadeau te zijn om tijdens Italiaanse bruiloften aan gasten uit te delen. De export van de producten verloopt nu nog niet officieel, wat betekent dat we bezoekers van St. Martin verzoeken om tassen vol met bestellingen voor Italië mee naar huis te nemen in het vliegtuig om hoge verzendkosten te voorkomen. Het zou natuurlijk beter zijn om in de toekomst met professionele organisaties samen te werken, zodat we zelf geen gedoe hebben met transportkosten, invoerheffingen en andere reglementen. De nationale markt is in ieder geval een stuk makkelijker. De laatste tijd zijn er veel bezoekers uit Nairobi langs geweest die aangeven dat er een grote markt is voor onze spullen, zeker onder de expats. Binnenkort gaan we daarom de mogelijkheden in Nairobi verkennen. In ieder geval hebben we al één Fair-Trade winkel die onze producten in hun winkelassortiment wil opnemen en een enthousiaste Nederlandse dame die een soort van “Tupperware-parties” voor onze producten wil organiseren. Maar allereerst richten we onze aandacht nu volledig op de lokale markt in Nyahururu! Er zijn de laatste tijd veel veranderingen gaande binnen het project. Zeer binnenkort gaat de Curishop eindelijk open voor het algemene publiek, terwijl dat tot nu toe alleen voor bezoekers en staf het geval was.

De renovatie van het Bostonhouse is eindelijk afgerond. De ene helft van het pand is bestemd voor de vernieuwde Curioshop. De andere helft van dit moderne pand is sinds 1 juni verhuurd aan een zakenman met jarenlange ervaring in de toerisme, die hier een steakhouse, coffeeshop en wellicht zelfs een Cybercafé gaat openen. Deze man ziet grote kansen in het pand, omdat er nog helemaal niets is voor de zogenaamde upper-market in Nyahururu. De winkel en het restaurant in het Bostonhouse moeten elkaar gaan versterken. Het restaurant zal hopelijk dienen als trekpleister voor toeristen en zal dus de verkoop van onze spullen een boost geven.

De officiële planning is om de winkel op 22 juni te openen. Mijn verwachting is meestal iets pessimistischer (of realistischer?), omdat er nog veel moet gebeuren: de displays voor de winkel afmaken; een kassasysteem aanschaffen en de winkelmanager opleiden. Ik ben heel benieuwd wat voor een vaart alle nieuwe ontwikkelingen gaan nemen en richt me zelf op half juli. Ik hoop in ieder geval dat alles gaat leiden tot een mooie winst voor het project en dus voor de mensen en voor St. Martin, want daar draait het uiteindelijk allemaal om!

Wanneer je spullen van onze winkel koopt, sponsor je niet alleen de mensen van de werkplaatsen, maar ook de programma’s van St. Martin voor mensen met HIV/AIDS, straatkinderen, gehandicapten en slachtoffers van geweld. Mocht je interesse hebben in een alternatief kerstcadeau voor je organisatie of heb je een gadget nodig om tijdens een jubileum uit te delen, neem contact met mij op! Om een idee te krijgen van ons assortiment, kun je de catalogus bekijken. Een exemplaar ligt momenteel op “de Admiraal” bij Karlijn en Marleen, maar wanneer ik in augustus voor vakantie naar Nederland kom, zal ik meer exemplaren verspreiden. Ook verschijnt de catalogus binnenkort online op de website van St. Martin. Ik houd jullie op de hoogte!

1 opmerking:

Anoniem zei

hoi annelies
ik heb nog allemaal kleding
dames heren kinderen die mag wel hebben als je wilt ook nog schoenen
groeten brenda van der meer hoestra
vdmeerhoekstra@hetnet.nl